13/08/2011
De gevolgen van de veranderingen, die door het op drift geraakte klimaat worden opgewekt, stellen ons echter iedere keer weer voor verrassingen.
Zo is in een artikel van de KNMI te lezen waarom de bovenlaag van de oceaan tegen de verwachtingen in sinds 2003 niet meer is opgewarmd ondanks de toename van de broeikasgassen in de lucht. Verder trekt het zich snel terugtrekkende zeeijs in het noordpoolgebied de aandacht, zo laten we in dit verhaal nu zien. Het zou aan de basis kunnen liggen van het vaker optreden van koude winters bij ons, zoals de laatste jaren.
Klimaatsystemen zitten ingewikkeld in elkaar. Bij het maken van weersverwachtingen spelen de ligging van weersystemen en de manier waarop ze over de weerkaarten bewegen een belangrijke rol. Allerlei factoren hebben hierop invloed. Belangrijk voor ons weer is bij voorbeeld de ligging van de straalstroom, die op zijn beurt onder meer bepaald wordt door de temperatuurverschillen tussen het noordpoolgebied en veel zuidelijker gelegen regionen, dichterbij de evenaar. De straalstroom zelf genereert hoge- en lagedrukgebieden. En de exacte ligging daarvan levert ons het weer op zoals we dat in Nederland kennen.
Voorspelbaarheid en veranderingen
Zolang het systeem van factoren, dat van invloed is op het weer, niet verandert, zal het weer zich binnen bepaalde marges ‘voorspelbaar’ gedragen. Komen er wel veranderingen, dan weet je niet meer precies hoe het verdergaat en kun je voor verrassingen komen te staan.
Van groot belang voor de ligging van hoge- en lagedrukgebieden zijn onder meer zeewatertemperaturen. Als grote stukken van een oceaan veel warmer worden dan normaal (zoals bij een El Niño), kan het weer op vele plekken tegelijk (soms wereldwijd) van slag raken. Die effecten verdwijnen pas weer als de situatie op de plek waar de verandering optrad terug is naar normaal. Veel extreem weer kan zo worden verklaard. Gaat het om structurele veranderingen, dan kan het klimaat regionaal of wereldwijd voorgoed anders zijn.
Poolgebied interessant
Als er een plek is op aarde, die erg belangrijk is voor het klimaatsysteem op het Noordelijk Halfrond en waar zich op dit moment grote veranderingen voltrekken, dan is dat het Noordpoolgebied. De stijging van de wereldtemperatuur van de laatste decennia, die in het Arctische gebied veel harder heeft toegeslagen dan op gematigdere breedten, heeft ervoor gezorgd dat enorme hoeveelheden zeeijs zijn weggesmolten. Steeds grotere delen van de Arctische oceaan zijn door het jaar heen steeds langere perioden ijsvrij.
Dat betekent nogal wat voor het weer op die plaatsen. Vergeleken met het witte ijs is water ongeveer zwart. Daar waar wit ijs ongeveer 90 procent van de invallende zonnestraling reflecteert, terug de ruimte in, komt in het geval van water ongeveer 90 procent van de invallende zonnestraling als warmte in het water terecht. Hoe langer het ijs door het jaar heen wegblijft, hoe groter de invloed op het weer. Plekken in het Poolgebied waar in het najaar ijs hoort te liggen, maar die door de klimaatverandering nu pas later of zelfs helemaal niet dichtvriezen, hebben boven dat open water vaak een weertype dat in het winterhalfjaar zomaar 10 tot 15 graden warmer kan zijn dan in een situatie waarin het water er wel is dichtgevroren.
Verband verdwijnend ijs en koude winterextremem
Vooral als het om grote gebieden gaat, kunnen zulke verschillen invloed hebben op de manier waarop de drukverdeling zich in de omgeving van die gebieden ontwikkelt. Twee Russische wetenschappers zeggen nu een verband te hebben gevonden tussen het verdwijnen van zeeijs gedurende de winterperiode in het gebied van de Barentsz- en de Karazee (de zeegebieden boven het noordwestelijke deel van Rusland, grofweg ten westen en ten oosten van Nova Zembla) en de kans op het optreden van uitzonderlijk koud winterweer op het Euraziatische continent. Een recent voorbeeld is volgens de wetenschappers de winter van 2005/2006. Andere voorbeelden in hun set zijn de winters van 1984/1985 en de winter van 1978/1979.
Het werkt als volgt. Ligt er in het bewuste zeegebied gedurende het winterhalfjaar tussen 100 en 80 procent van de normale hoeveelheid zeeijs, dan lijkt de luchtdruk boven de Arctische oceaan overheersend relatief laag te zijn. De westcirculatie boven het Noordelijke Halfrond krijgt hiermee een extra impuls. De kans op kouder dan normaal is daarmee relatief klein en de winters die onder dergelijke omstandigheden optreden, zijn overheersend zacht.
Komt de hoeveelheid zeeijs in het gebied ergens op tussen 80 en 40 procent van de normaal uit, dan blijkt de drukverdeling in de omgeving ineens radicaal om te slaan. In plaats van relatief lage drukstanden boven het Arctische gebied komt daar ineens een hogedrukgebied te liggen. De ‘normale’ westcirculatie wordt dan tegengewerkt, oostelijke winden maken veel meer kans en de winters op het Euraziatische continent worden kouder. Het levert afwijkingen van gemiddeld ongeveer anderhalve graad onder de normale wintertemperaturen op het hele continent op en een drie keer zo grote kans op koude winterextremen. Komt de hoeveelheid zeeijs in de twee zeegebieden tijdens de winter beneden 40 procent van de normaal uit dan klapt de drukverdeling boven het Arctische gebied weer terug naar relatief laag, waarbij de westcirculatie boven het Noordelijk Halfrond een oppepper krijgt en zachte winters domineren.
Meer koude winters ?
Het idee is nu dat de relatief koude winters van de laatste jaren mede op dit regime terug te voeren zijn, al waren natuurlijk ook andere dingen aan de hand. Toch biedt het onderzoek extra aanknopingspunten bij het proberen te begrijpen van de samenhang tussen de grote veranderingen die zich op dit moment in het Poolgebied afspelen en veranderingen in het weer op andere plaatsen. Mogelijk krijgen we de komende jaren in Europa, als gevolg van de opwarming van de aarde, toch weer vaker met koude winters te maken, zo geven de onderzoekers aan. Verder kunnen de uitkomsten helpen bij het verbeteren van seizoensverwachtingen voor onze omgeving, waarmee inmiddels wordt geëxperimenteerd.
Bron: Meteo Consult
|